Dit Herdenkingsjaar is het 150 jaar geleden dat de slavernij overal in het koninkrijk werd afgeschaft. Het hele jaar door is er vanuit scholen en culturele instellingen extra aandacht voor dit onderwerp. Volgens directeur van Kenniscentrum Cultuuronderwijs Rotterdam (KCR) Liesbeth Levy ligt er een belangrijke taak voor het cultuuronderwijs. Hoe richt je cultuuronderwijs in op een manier die recht doet aan een verleden dat op allerlei manieren doorvloeit in het heden?
KunstPakt-lezing over cultuuronderwijs en het slavernijverleden
Dagvoorzitter Shantie Singh opent de middag met een persoonlijke noot over haar Surinaams Hindoestaanse achtergrond. “(…) Door mijn geschiedenis heb ik me lang een wandelend mysterie gevoeld. Telkens kreeg ik de vraag die velen van jullie hier waarschijnlijk wel kennen: ‘Waar kom je écht vandaan?’ En steeds moest ik uitleggen dat ik hier geboren ben, in Nederland.” Singh’s voorouders waren contractarbeiders die vanuit India naar Suriname werden verscheept om na de afschaffing van slavernij de zware arbeid op plantages te verrichten.
Shantie Singh
“Uiteindelijk moet je gaan praten over de gemeenschappelijke geschiedenis.”
Voor veel nabestaanden heeft het slavernijverleden de familiegeschiedenis vertroebeld. Gezinnen werden opgebroken en over grote afstanden verspreid, de cultuur en de identiteit van het land van oorsprong werden uitgewist. ‘Verdeel en heers’ zoals Peggy Brandon het later in haar lezing benoemt. Om te helen is het van groot belang dat mensen eigenaarschap over hun eigen verhaal terugkrijgen. In haar openingsspeech verwijst Levy naar Opbouw van gelijkwaardigheid, een publicatie die werd opgesteld in samenwerking met Black Lives Matter en vertegenwoordigers van Joodse en Islamitische geloofsgemeenschappen uit de stad. “Een van de aanbevelingen [uit de publicatie] luidt dat Rotterdamse leerlingen meer moeten leren van elkaars geschiedenis. Dat roept vragen op. Want hoe richten we ons Rotterdamse cultuuronderwijs zo in dat de veelheid aan verhalen zichtbaar is?” Ze vult aan met een citaat van Peggy Brandon, die benadrukte hoe belangrijk het is om, de pijn indachtig, niet te denken in zwart en wit maar in honderd schakeringen.
Als kwartiermaker van het te realiseren Nationaal Museum Slavernijverleden voerde Peggy Brandon de afgelopen tijd honderden gesprekken met betrokkenen en nazaten van tot slaaf gemaakte mensen. De gesprekken gaven ruimte aan de pijn en de sporen van het verleden, maar er weerklonk ook weerbaarheid en optimisme. Wat steeds terugkeerde was het belang om en als samenleving te erkennen dat het Nederlandse slavernijverleden iets gezamenlijks is: “Uiteindelijk moet je gaan praten over de gemeenschappelijke geschiedenis. En niet praten in slachtoffers en in daders, want we zijn allemaal onderdeel van het verhaal.”
Tastbare herinneringen aan het verleden
Als Brandon aan het publiek vraagt waar ze aan denken bij ‘water’, antwoordt een oudere Surinaamse vrouw dat ze denkt aan alle mensen die via het water naar Suriname zijn gebracht. Ook heeft water in veel spiritualiteiten een reinigende symboliek en staat het voor reflectie. Het is dan ook de bedoeling dat het museum aan het water komt te liggen. “Het is belangrijk dat ik met de betrokken mensen praat. De slavernij begon niet toen mensen op een schip werden gezet. Die mensen wáren er al en leefden in complexe gemeenschappen. We moeten het hele verhaal vertellen.”
Bij een rondvraag blijkt dat veel mensen op school ‘praktisch niks’ over het slavernijverleden hebben geleerd. Een aantal herinnert zich uitwisselingsprojecten tussen Nederland en Suriname of lessen over de Zwarte literaire canon en schrijvers. Dat je gedegen onderwijs krijgt over het slavernijverleden blijkt erg afhankelijk van de wil van individuele leraren. In schoolboeken wordt het slavernijverleden meestal teruggebracht tot een kanttekening en blijft de impact en de omvang grotendeels onbenoemd. Dat terwijl het in de woorden van Peggy Brandon ‘overal om ons heen’ is. We worden omringd door herinneringen aan het slavernijverleden, het is de common ground die we met elkaar delen. Van de koffie die we drinken tot onze ideeën over schoonheid. Hoe we mensen, wit of van kleur, vertegenwoordigd zien in sprookjes, reclames en films. Maar ook in Rotterdam kom je overal de sporen tegen en is de common ground nooit ver weg. Denk aan de straten die vernoemd zijn naar zeevaarders, of aan de Rotterdamse haven en de vele havenuitbreidingen die betaald zijn met geld verdiend aan slavernij.
Al deze dingen kunnen een springplank zijn om een gesprek op gang te brengen. Maar wat als je niet weet waar je moet beginnen? De boodschap van Peggy Brandon is dat je het wiel niet opnieuw uit hoeft te vinden. “Zoek hulp bij bondgenoten. Er zijn zoveel specialisten, ook in Rotterdam. Het Erfgoedhuis, Koloniaal Rotterdam. Maar ook Nederland wordt Beter van de mensen achter Kick Out Zwarte Piet zijn met heel goed lesmateriaal bezig. De stadsarchieven, de wereldculturenmusea. Er is steeds meer, ga er naar op zoek.” Daarnaast is het belangrijk om leerlingen hun eigen conclusies te laten trekken. “Je kan honderd keer zeggen ‘pijn en gruwel en gemeen’, maar soms kan je door de goede vragen zelf kinderen iets laten bedenken.” Een voorbeeld van een plek waar ze het verhaal goed vertellen is op Monticello, de plantage van Thomas Jefferson waar vierhonderd tot slaaf gemaakten woonden en werkten. “Ze gaven een kindje een papiertje [met daarop] een heel klein kommetje met drie piepkleine visjes, een beetje cornmeal en een stukje spek. En ze vroegen aan het jongetje: ‘Wat is dit?’ ‘Eten.’ ‘En voor hoelang?’ ‘Voor een dag?’ ‘Nee, als je hier als slaaf werkte dan was dit je weekrantsoen.’ ‘Maar als ik dit eet heb ik ’s middags weer honger.’” Met dit soort vragen stimuleer je kinderen om zelf na te denken zonder dat je ze hoeft te vertellen wat ‘goed’ of ‘slecht’ is. “Realiseer je dat kinderen en jongeren niet meer weten dan wij. Dus voel je niet handelingsonbekwaam of angstig. Je ontdekt het samen.”
Peggy Brandon
"Handen omhoog als je je voorouders kent”
Na de lezing van Peggy Brandon en een korte pauze is er een performance van SERIÓÓS, een collectief bestaande uit Jasmin Deekman en Meis Köster. De schoolvoorstelling Schijn is één van de uitkomsten van de KunstPakt-samenwerking tussen Maas theater en dans, Roncalli mavo en Montessori mavo, waar de pilot werd ontwikkeld. SERIÓÓS geeft optredens en workshops op middelbare scholen en probeert een open gesprek over het slavernijverleden op gang te brengen. Ze kiezen een vorm die jongeren aanspreekt: dynamisch, persoonlijk en met hiphop-invloeden. Aan het eind van de voorstelling vragen ze het publiek om de handen in de lucht te steken als ze blijheid voelen wanneer ze aan hun voorouders denken. Of ze hun voorouders eigenlijk kennen. En zo niet, of ze hen zouden willen leren kennen.
“Na de rap maken we met de leerlingen een mindmap met daarop alle kennis die ze al hebben over het onderwerp,” zegt Jasmin Deekman. “In een van die gesprekken vertelde een jongen tegen zijn klas dat hij het soms moeilijk vond om de enige jongen van kleur te zijn. Dat we op dat moment ruimte kunnen maken voor zoiets, dat vind ik echt heel mooi.” Op de vraag of een workshop over bewustwording rondom het slavernijverleden tot spanning of emoties in de klas leidt haakt Meis in. Het is beter als de leerlingen zich betrokken voelen bij het onderwerp, zelfs als het les ‘stoort’. “[We hebben liever dat ze] heel veel voelen en dat er iets loskomt.” Ze herinneren zich een (witte) jongen die tijdens de les steeds meer in zichzelf gekeerd raakte en zich afsloot. De medewerking vanuit de school kan in zulke gevallen een positief verschil maken omdat de leraar de leerlingen beter kent en kan helpen een emotioneel veilig klimaat te waarborgen.
Tenslotte is het woord aan twee eerstejaars studenten Business en Fashion van Zadkine, Alissety Hirschfeld en Larisa Manzueta Ramirez. Ze namen deel aan het vakoverstijgend project ‘Freedom’ over (on)vrijheid en gingen hiervoor onder meer op reis naar India, waar ze een inkijkje kregen in de hedendaagse kledingproductie. Ook lieten ze zich door bezoeken aan culturele instellingen zoals Museum Rotterdam inspireren door kleding rondom het thema vrijheid en onvrijheid. In hun kledingontwerp verwerkten ze hun eigen roots en elementen van het slavernijverleden, bijvoorbeeld door elementen van de Surinaamse vlag en de angisa te gebruiken. De angisa is een hoofddoek met een complexe geschiedenis die gedragen wordt door vrouwelijke Creolen in Suriname. Via de angisa konden tot slaaf gemaakte vrouwen met elkaar communiceren in een geheime codetaal. “We leerden dat er achter elke angisa een achtergrondverhaal zit,’ zegt Alissety,“Soms zijn er verhalen over slavernij op gedrukt en je kunt hem op verschillende manieren vouwen.” Vanwege hun betrokkenheid bij het project mogen de twee studenten dit jaar namens het Zadkine een krans leggen tijdens de Keti Koti Herdenking, iets wat ze beiden ervaren als enorm bijzonder.
De erfenis van het slavernijverleden is een tastbaar feit en dat erkennen en valideren is een grote stap in de goede richting. Eigenaarschap over je eigen verhaal en kennisoverdracht via cultuuronderwijs zijn hier cruciaal. Cultuuronderwijs prikkelt de verbeelding, maakt ruimte voor verbinding en bevordert het inlevingsvermogen. Uiteindelijk zijn we allemaal onderdeel van het verhaal en hebben we allemaal het recht om te weten waar we vandaan komen. Dat is soms pijnlijk, maar er gaat vooral hoop, kracht en optimisme van uit, iets wat doorklinkt in de woorden waarmee Shantie Singh de middag afsluit. “Soms denk ik, hoe lang duurt het nog voordat het eindelijk een plek heeft in ons collectieve geheugen? Maar na vandaag ben ik weer hoopvol, door de stem van deze jongeren. Door de creatieve manieren waarop gewerkt wordt om deze verhalen een plaats te geven, in ons hoofd en in ons hart. Dat neem ik mee als ik dit theater uitstap.”
Meis Köster en Jasmin Deekman (SERIÓÓS)